We hebben er lang over nagedacht of we de lemen muren vanaf de grond zouden optrekken, ofwel eerst een funderingmuurtje zouden metsen.
Uiteindelijk hebben we voor het muurtje gekozen, en wel om de volgende redenen:
a) Een probleem dat men vroeger had bij een lemen muur tot op de grond was dat deze muur zeer snel aangetast werd door het opspattend regenwater dat van het dak druipt. Dit bracht regelmatig intensief herstelwerk met zich mee. Indien men dit verwaarloosde, werd het vitswerk (=vlechtwerk van bv. wilgentwijgen waar de leem tegenaan gebracht wordt) snel rot en moest dan vervangen worden. Als het leem zich hoger van de grond bevindt, wordt dit probleem zo goed als weggewerkt.
b) Iets minder belangrijke, maar toch wel een praktische reden, is dat sommige van de gebintenstijlen onderaan niet meer in goede conditie zijn. Door iets hoger te starten, kunnen we de slechte stukken afzagen en blijft een sterk gebinte over. Zouden we toch op de grond starten, dan moeten ofwel 1) de aangetaste stijlen gerepareerd worden door er nieuwe stukken aan vast te maken, ofwel 2) zouden we de stijlen moeten vervangen door andere exemplaren.
c) Op de oorspronkelijke plaats van de Luyckenaar, stond de schuur ook op een, weliswaar laag, muurtje van bakstenen.
Soms stonden de wanden van de oorspronkelijke schuur rechtstreeks op de grond (vaak op een fundament van zwerfkeien) en werd dit later aangepast. Lees in het volgende artikel ‘Is dit wel origineel?’, meer over hoe er door de jaren heen aan de schuren eventuele aanpassingen gebeurden.
We hebben gekozen voor een veldovensteen. Deze werden gebakken in ovens die gestapeld werden op de vindplaatsen van de leem. Zo spaarde men onnodig transport uit. In onze contreien waren de veldbrandovens vanaf de middeleeuwen tot in de 20e eeuw in gebruik. Dus qua uiterlijk past dit type baksteen perfect bij de leeftijd van de schuur.
Lees meer: ‘Is dit wel origineel?’