Toen Jonas destijds de schuur ontdekte, waren de oude schuurdeuren spijtig genoeg al gesloopt door de sloper. Het enige wat er nog van overbleef, was van elke deur één stijl van de scharnierkant met daarop de duimscharnieren. Maar juist deze stijlen gaven ons veel info over hoe de originele deuren gemaakt werden. Het waren typische Kempische schuurdeuren met maar één verticale stijl aan de scharnierkant en daaraan vier horizontale regels, verbonden door middel van zwaluwstaartverbindingen. Er moesten dus twee schuurdeuren met elk twee vleugels gemaakt worden, een grote en een iets kleinere. En ook nog twee kleinere deuren voor de voor- en achterkant van de schuur.
De oorspronkelijke scharnieren die nog op de oude stijlen hingen, werden nagemaakt omdat er niet voldoende scharnieren de sloop overleefden. We zijn dus zelf aan het smeden gegaan en vinden het resultaat geslaagd. De oude scharnieren hebben we op het kleine deurtje geplaatst dat zich bevindt tussen de twee grote poorten.
Het frame van de poorten bestaat uit eikenhout. De bekleding uit elzenplanken. Net zoals vroeger hebben we elzenbomen in planken laten zagen. Elzenhout was destijds voldoende voorhanden en bovendien minder zwaar dan eik. Net zoals vroeger werden, om hout uit te sparen, de contouren van de boomplanken zoveel mogelijk aangehouden. Als je eerst rechte planken uit de schaaldelen zaagt, heb je veel afval en dus ook meer schaaldelen nodig.
De planken werden met behulp van gesmede nagels aan het frame verbonden. Eerst werd er voorgeboord zodat de spijkers vlot door de eiken regels gaan en het hout niet barst. De planken werden ‘genaaid’ op het frame door de nagels aan de achterkant om te kloppen. Indien de taps-toelopende nagels gewoon in het hout geslagen worden, zouden ze na verloop van tijd, door de werking van het hout, loskomen. Daarom worden er te lange nagels gebruikt die aan de achterzijde omgeplooid en krom geslagen worden om ze vervolgens in het hout te kloppen (zie foto’s hieronder).