Wat ik me nog goed herinner is dat we als kind moesten helpen met het stro binnen doen in de schuur. Voor mij was dit een fijne klus. De grootsten gooiden de pakken naar boven en de jongere kinderen moesten ze stapelen. Onze schuur was alles behalve een speelterrein, voor mijn ouders was het een heilige plaats. Soms speelden we er toch en verstopten ons in het hooi. Onze pa deed dan de poort op slot en liet er ons pas uit wanneer het bijna donker was. De volgende keer dachten we wel twee keer na…
De meisjes moesten meestal ons moe helpen bij het eten. Elke zaterdag was het kuisdag. Er werd stof af gedaan, opgeruimd en de vloer werd gekeerd. Daarna strooide ons moeder witte zand op de rode tegelvloer in de halletjes voor en achter, zodat het huis proper was op zondag.
Heel soms gingen we mee naar de beemden, maar dat was eigenlijk meer iets voor de jongens. Patatten rapen was wel een uitzondering, dat was iets waar iedereen aan deel nam, zelfs de getrouwde kinderen werden er verwacht. Op woensdag na Sluis kermis was het zover : patatten uitdoen tot zaterdag. Ik kan je verzekeren, na vier dagen kermis was dit voor sommigen tanden bijten. Wie woensdagochtend om acht uur niet op het veld was, kreeg een saus van ons vader. Karren vol voerden we elk jaar naar huis, waar ze achter de schuur in een groef gestort werden en bedekt met stro, plastiek en een laagje aarde. Mijn taak was patatten rapen, wat ik heel graag deed, en koffie en brood naar het veld brengen. ’s Middags werd er daar met z’n allen gegeten. Het was een hele organisatie waarin iedereen zijn taak had. Eén van de mannen maaide het loof, drie man stak de patatten uit en de vrouwen raapten ze op. De voerman reed met paard en kar op en neer om de lading veilig thuis te brengen.
Na onze trouw hebben we ook nog een jaar in de boerderij gewoond. Mijn ouders sliepen in de “kellekamer”, wij hadden een kamertje op zolder onder de pannen.
Tekst geschreven door Dirk Noels – Mol Sluis 21-02-2021